Een kort geding op 3 maart jl. over visrechten in de Waal bij Ooij is geëindigd in het voordeel van de hengelsport. Visserijbedrijf Komen mag hier voorlopig niet meer vissen en ook geen vergunningen meer verkopen.
Het kort geding had betrekking op de linkerhelft van de Waal van kilometerraai 873.735 tot aan kilometerraai 878.700. Daarnaast ging het over het visrecht in de Bisonbaai en de Erlecomse polder. Het visrecht in deze wateren wordt al sinds 1956 gehuurd door hengelsportvereniging De Voorn uit Nijmegen van de “Erven van Baron Verschuer”.
Het visrecht is volgens de erfgenamen van de Baron al sinds 1402 in de familie. Sinds 2000 claimt ook Visserijbedrijf Komen hier het visrecht te hebben. In een kort geding eisten de erfgenamen van de Baron onder andere dat Visserijbedrijf Komen stopt met vissen op het betreffende water en met het verkopen van vergunningen voor dit water.
Onderzoek nodig
De kort geding rechter bleek zich goed in de zaak verdiept te hebben en sprak zijn waardering uit voor het uitzoekwerk van de familie Komen. De rechter stelde echter ook vast dat de claim van Visserijbedrijf Komen voor hem zeker nog niet vaststond. Volgens de rechter kon in het kort geding hierover ook geen duidelijkheid worden gegeven. In een kort geding is namelijk geen ruimte voor onderzoek door deskundigen en het horen van getuigen. En een uitvoerig onderzoek door meerdere deskundigen was volgens de rechter absoluut nodig om de claim van Visserijbedrijf Komen te kunnen beoordelen, evenals het horen van getuigen.
Daarnaast kwam de vraag aan de orde of Visserijbedrijf Komen überhaupt wel visrecht kan hebben omdat notariële leveringsakten ontbreken. Zo’n akte is volgens de erven van de Baron vereist omdat oude zakelijke rechten zogenoemde registergoederen zijn. Om registergoederen - zoals een huis - over te kunnen dragen is een notariële akte van levering vereist. Weliswaar heeft de heer Komen diverse verklaringen afgelegd bij een notaris, maar zo’n door de notaris vastgelegde verklaring is geen notariële akte van levering. Zo’n door een notaris opgenomen verklaring heeft dan ook geen juridische status zo legde de rechter aan Komen uit.
Vanwege de complexheid van de zaak en het feit dat het visrecht al sinds 1956 wordt verhuurd door de erfgenamen van de Baron vond de rechter dat het aan Komen was om zijn gelijk aan te tonen. Bij een vonnis zou de kort geding rechter Komen dan ook verplichten om zich uit het gebied terug te trekken tot een rechter definitief zou hebben vastgesteld dat Komen het gelijk aan zijn kant heeft.
Niet meer vissen
Tot een vonnis kwam het echter niet omdat partijen tijdens de zitting een zogenoemde vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. In deze overeenkomst is vastgelegd dat Visserijbedrijf Komen niet meer in het gebied zal vissen tot definitief door een rechter is vastgesteld dat de claim van Komen terecht is. Natuurlijk zal dan ook aan alle vereisten voor een geldige overdracht moeten zijn voldaan.
Afgesproken is dat Komen het initiatief moet nemen om naar de rechter te gaan. De rechter waarschuwde Komen alvast dat dit een kostbare en langdurige procedure zal worden omdat meerdere deskundigen nodig zullen zijn om tot een oordeel te komen. Zo verwacht de kort geding rechter dat er naast een deskundige over oude zakelijke rechten ook een deskundige ten aanzien van oud Gelders recht ingeschakeld moet worden.
Geen vergunningen verkopen
Er is ook afgesproken dat Visserijbedrijf Komen geen vergunningen meer mag verkopen voor het betreffende water. Ook moet Visserijbedrijf Komen op zijn website vermelden dat de vraag of hij visrechten heeft in het betreffende gebied aan de rechter zal worden voorgelegd. Ook moet Visserijbedrijf Komen de handhavende autoriteiten op de hoogte stellen van het feit dat de eerder door hem verleende vergunningen niet rechtsgeldig zijn. Voor het geval Visserijbedrijf komen de afspraken niet nakomt, is een boete verschuldigd van 500 euro per dag.
Sportvisserij Nederland is blij met de uitkomst omdat de rechter nu duidelijk heeft aangegeven dat de door de heer Komen verzamelde documenten op zichzelf geen grondslag kunnen vormen voor zijn claims maar dat de juistheid van deze claims alleen door een rechter na uitvoerig onderzoek door deskundigen en het horen van getuigen kan worden vastgesteld.